25
Toen Perez het verzorgingshuis verliet, was hij eigenlijk van plan eerst naar de Manse te gaan om te kijken of hij Roddy onder vier ogen kon spreken. Hij had het gevoel dat hij de jongeman nu een beetje beter begreep en was ervan overtuigd dat Roddy dingen wist die misschien van belang waren voor het onderzoek. Maar nu de man die het slachtoffer een lift had gegeven was opgespoord, moest hij zijn plannen omgooien, omdat hij dat anders tegenover Taylor nooit kon verantwoorden.
Stuart Leask zat inderdaad achter de incheckbalie van NorthLink in Holmsgarth. Het was een jonge vent met een onregelmatig gebit en een wilde bos rood haar. In de hal was het zo stil dat elk geluid er rondgalmde. Het duurde nog drie uur voordat de passagiers aan boord mochten.
‘Vindt u het erg om hier met me te praten?’ vroeg Stuart. ‘Ik zit hier namelijk in mijn eentje, omdat Chrissie aan het lunchen is.’
Perez leunde tegen de balie. ‘Sandy Wilson heeft me verteld dat u iemand een lift naar het Herring House heeft gegeven. Kunt u me misschien vertellen hoe dat is gegaan?’
‘Mijn dienst zat er net op toen die vent bij de balie kwam. Ik bedoel, de Hrossey was allang vertrokken en ik wilde net weggaan, maar toen ik hem vroeg of ik hem misschien ergens mee van dienst kon zijn, bleek hij te willen weten waar hij een auto kon huren. Ik zei dat hij daar wel een beetje laat mee was, omdat het autoverhuurbedrijf pas de volgende ochtend om acht uur weer open zou gaan.’
‘Hoe zag hij eruit?’
‘Mager. Wel vriendelijk. Engels. Hij droeg een zwarte broek en een zwart jasje dat een beetje verkreukeld was, maar misschien hoorde dat wel zo. En hij was kaal, maar misschien was dat met opzet.’
‘Kwam hij normaal over? Niet ongeïnteresseerd of verward, bedoel ik?’
‘Volkomen normaal. Hij leek het op een bepaalde manier wel grappig te vinden dat hij zijn lift naar Biddista had gemist.’
‘Zijn lift? Had hij dan vervoer geregeld?’
‘Ja, hij had een taxi besteld, maar die kwam niet opdagen.’
‘Hoe is hij dan bij u in de auto terechtgekomen?’
Stuart keek Perez bedeesd aan. ‘Dat heb ik hem zelf aangeboden. Dat was stom, ik weet het. Marie, mijn vriendin, zegt dat ik niet zo over me heen moet laten lopen en dat iedereen altijd misbruik van me maakt. Maar het was een aardige vent en ik had die avond toch niets anders om handen. Bovendien wilde hij me hetzelfde betalen als wat hij aan een taxi kwijt zou zijn geweest.’
‘Bent u meteen naar Biddista gegaan?’
‘Ja, maar hij moest eerst nog zijn tas ophalen.’
‘Had hij een tas bij zich?’
‘Ja, een grote, zwarte leren tas.’
‘Waar hebt u die dan opgehaald? Bij een hotel? Een bed and breakfast?’
Stuart begon te grijnzen. ‘Nee, bij de Victoria Pier. Hij zat op die boot die ze tot theater hebben omgebouwd. De Motley Crew. Kent u die?’
‘Het is nogal een eind naar Biddista. Waar hadden jullie het onderweg over?’
‘Het was interessant om met hem te praten. Hij was acteur, had het over rollen die hij had gespeeld. Toneel, film. Het kan best zijn dat hij de helft verzon, over al die mensen die hij had ontmoet en zo, maar dat vond ik niet erg, want het was leuk om met hem te praten.’
‘Zei hij ook wat hij op Shetland kwam doen?’
‘Dat heb ik hem gevraagd. Ik zou zeker naar hem zijn gaan kijken als hij hier in een toneelstuk had gespeeld. Maar hij zei dat hij een paar oude vrienden ging bezoeken.’
‘En hij kwam al die tijd heel normaal over? Hij zei niet dat hij zich niet lekker voelde?’
‘Absoluut niet. Het was hartstikke leuk om hem in de auto te hebben. Het was echt een heel gemakkelijke manier om een paar centen te verdienen.’
‘Heeft hij de tas meegenomen? Weet u zeker dat hij hem niet in de kofferbak heeft laten liggen?’
‘Honderd procent zeker. Ik vond het al zo gek.’
‘Wat?’ Perez was blij dat Taylor er niet bij was, want die zou allang zijn geduld verloren hebben.
‘Nou, toen we in Biddista kwamen, reed ik door naar die schuur daar, om te kunnen keren. En toen zag ik dat hij de tas bij de muur aan het strand neerlegde. Daar lag hij weliswaar veilig, want het was een eind van de vloedlijn af en vanaf de weg kon je hem niet zien liggen. Maar toch vond ik het gek. Ik bedoel, hij ging toch bij vrienden langs? Dan zou je toch verwachten dat hij zijn tas meenam?’
‘Hij ging naar de opening van een expositie in het Herring House,’ zei Perez.
‘Toch zou je verwachten dat hij die tas bij zich zou houden. Hij had hem vast wel ergens kunnen afgeven.’ Dit detail leek Stuart meer bezig te houden dan de dood van de man.
‘Heeft hij gezegd waar hij zou overnachten?’
‘Ik ging ervan uit dat hij bij vrienden zou slapen, want blijkbaar hoefde hij geen lift terug.’
‘Heeft hij gezegd wie die vrienden van hem waren?’
‘Nee, al heb ik dat wel gevraagd. Aggie, die het postkantoortje runt, was familie van hem. Een nicht van zijn oma of zoiets. Maar toen begon hij weer een verhaal te vertellen, dus veel wijzer ben ik niet geworden.’
‘Hij heeft vast wel gezegd hoe hij heette,’ zei Perez.
‘Alleen zijn voornaam. En dat was een naam die ik nog nooit had gehoord. Ik dacht dat het in het zuiden misschien een veel voorkomende naam was. Of een roepnaam.’
‘En hoe heette hij dan?’ Perez’ geduld begon nu op te raken.
‘Jem. Niet Jim, maar Jem.’
Voordat Perez naar de Victoria Pier ging, belde hij Sandy op en vroeg hem naar de tas. Het gebied rond de schuur was wel uitgekamd, maar Sandy wist niet tot hoever ze op het strand hadden gezocht. Het leek hem sterk dat ze de tas over het hoofd hadden gezien, maar hij zou het even natrekken.
Perez reed met grote snelheid naar de stad terug. Hij had een visioen dat de theaterboot al was vertrokken als hij bij de steiger aankwam. Gelukkig lag het schip er nog, aan het eind van de steiger. Er was een nieuw doek over de zijkant van de romp gespannen: zaterdag laatste voorstelling. Als Perez een dag later was gekomen, zou hij te laat zijn geweest.
Een jonge vrouw zat prinsheerlijk op het dek in de zon. Ze droeg een lange rode trui en een spijkerbroek met afgeknipte pijpen, en had iets katachtigs: een platte neus met groene ogen die door de zwarte eyeliner smaller en langer leken. Ze zat met haar rug tegen de kajuit. Er lag een script op haar knie, maar daar las ze niet in.
‘Neemt u me niet kwalijk.’
Ze keek op en glimlachte. ‘Wilt u kaartjes voor vanavond? Volgens mij zijn er nog een paar plaatsen over. Het is echt de moeite waard.’
‘Speelt u erin mee?’
‘Ik ben actrice, decorbouwer, ik doe de kaartverkoop en ben een soort manusje-van-alles. Als u een momentje wacht, ga ik de kaartjes halen.’
‘Nee,’ zei hij. ‘Het is vast een prachtige voorstelling, maar dat is niet de reden van mijn komst.’ Hij stapte aan boord. Het was een erg mooi schip, vond hij, met verweerd, lichtbruin hout. ‘Ik ben Jimmy Perez en ik werk voor de politie van Shetland.’
‘Lucy Wells.’ Ze bleef zitten waar ze zat.
‘Hebt u gehoord van die man die eerder deze week in Biddista is vermoord?’
‘Nee, shit.’
‘De media staan er vol van. Hij hing in een schuur aan een balk toen ze hem vonden. Hij is gewurgd.’
‘Het is een compleet gekkenhuis,’ zei ze. ‘Dagen achtereen op een boot zitten. Alsof je onder een stolp leeft. Overdag repeteren voor de volgende voorstelling en ’s avonds op de planken staan. Als er een oorlog was uitgebroken, had ik het niet geweten.’
‘Wordt niemand van uw collega’s vermist?’
‘Nee.’
Hij was er zo van overtuigd geweest dat het slachtoffer bij de crew hoorde, dat het antwoord hem van zijn à propos bracht. ‘Een man van middelbare leeftijd met een kaalgeschoren kop.’
‘Dat is Jem, zo te horen,’ zei ze. ‘Jem hoorde niet bij het vaste team. Niet echt. Meer iemand die we op sleeptouw namen. Een vriend van de directie. En hij werd niet vermist, want we wisten dat hij wegging.’
‘We vermoeden dat hij die dode man is,’ zei Perez. ‘Zou u hem op een foto herkennen?’
Ze knikte. Hij merkte dat ze huilde.
‘Gaat het?’
‘Sorry, het komt hard aan. Zelf was ik niet zo op hem gesteld. Ik vond hem een beetje irritant. Dat lag niet aan hem, hij was altijd aardig, maar het is hier al zo krap, en toen kwam hij er ook nog bij. Wat een afschuwelijk idee dat hij nu dood is. Ik zag hem liever vandaag dan morgen vertrekken, dus daarom heb ik een beetje het gevoel dat het mijn schuld is. Alsof ik erom gevraagd heb.’
‘Hoe heette Jem van zijn achternaam?’
‘Booth. Jeremy Booth.’
‘Hoe is hij bij jullie terechtgekomen?’
‘Zoals ik net al zei, is hij bevriend met de directie. Hij was een van de oprichters. De Motley Crew toert al sinds mensenheugenis langs de Schotse kust. Jem had onderdak nodig, en we kregen te horen dat wij daar maar voor moesten zorgen.’
‘Wat deed hij op Shetland?’
‘Wie zal het zeggen? We hielden ons eigenlijk een beetje afzijdig van hem. Hij was altijd zo vol van zichzelf. Altijd lekker belangrijk doen. Hij vertelde dat hij op een geheime missie was. De klapper van zijn leven. Ons leek het allemaal maar onzin, dus we waren blij dat hij wegging.’
‘Weet u nog wat meneer Booth over die klapper van zijn leven zei? Dat zou ons erg helpen. Elk detail kan van belang zijn.’ Perez zweeg.
Er viel een stilte. Ze legde het script voorzichtig omgekeerd op het dek en sloot haar ogen. ‘Hij had het over een toevallige samenloop van omstandigheden. “A blast from the past. A rave from the grave.” Hij kwam voortdurend met dat soort uitspraken. Als iemand die het allemaal wel weet, een beetje zelfrelativerend, maar toch met de onderliggende gedachte dat hij behoorlijk cool was. Het was een clown, zo’n figuur die constant grappen maakt die helemaal niet grappig zijn. Hij zei dat hij een deal wilde sluiten waarmee hij de komende paar jaar onder de pannen zou zijn, als hij het goed zou spelen.’
‘Heeft hij namen genoemd?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Ik weet zeker van niet. Zoals ik net al zei, vond hij het leuk om mysterieus over te komen.’
‘Wanneer kwam hij bij jullie?’
‘De twintigste, twee dagen nadat de Motley Crew in Lerwick aankwam.’ Dat was twee dagen voordat Booth briefjes stond uit te delen met de mededeling dat de expositie in het Herring House niet doorging.
‘Was hij met het vliegtuig of met de boot gekomen?’
‘De boot. Toen hij hiernaartoe kwam, was hij misselijk van de overtocht, omdat de zee nogal ruw was geweest. Ongelofelijk hoe hij daarover kon zeuren. De volgende dag moest hij ergens heen. ’s Avonds was hij weer terug, en daarna hebben we hem niet meer gezien.’
Als hij hier met de boot naartoe was gekomen, zou Stuart Leask zijn gegevens moeten hebben, bedacht Perez. Binnen een uur zouden ze zijn volledige naam en adres kunnen hebben, plus zijn telefoonnummer en creditcardgegevens. Het slachtoffer zou dan niet langer naamloos zijn. Ineens leek het onderzoek veel overzichtelijker, veel gewoner.
‘Heeft hij u gezegd waar hij vandaan kwam?’ Perez was benieuwd wat het slachtoffer over zichzelf had verteld. Hij stelde de vraag eigenlijk alleen om te kijken of hij op het goede spoor zat.
‘Hij runde een bedrijfje in West Yorkshire dat schoolvoorstellingen verzorgde. “Ik heb altijd gevonden dat toneel een basis in de gemeenschap zelf moet hebben, schat. Echt hoor, dankbaarder werk bestaat niet.” Wat er waarschijnlijk op neerkwam dat hij bij het reguliere toneel geen poot aan de grond kreeg en dat hij een smak geld uit de subsidiepot had weten te bemachtigen, waarmee hij voor zichzelf is begonnen.’
‘Dat klinkt behoorlijk cynisch,’ zei Perez.
‘Zo is het wereldje nu eenmaal. In het begin dromen we allemaal nog van een carrière bij de Royal Shakespeare Company, maar uiteindelijk staan we voor een hongerloon kutzinnetjes uit te kramen voor een handjevol hardhorende ouden van dagen.’
‘Dan gaat u toch iets anders doen? U bent nog jong.’
‘Jazeker,’ zei ze. ‘Maar ergens hoop ik toch nog op die ene kans. Ik zie het al voor me: mijn naam in grote letters op de theaters van West End.’
Hij wist niet goed of ze een grapje maakte of niet. Hij rechtte zijn rug.
‘Een ogenblikje.’ Ze kwam snel overeind en verdween benedendeks. Toen ze terugkwam, had ze twee kaartjes bij zich. ‘Voor vanavond. Ik hoop dat u kunt komen. Ik acteer lang niet slecht.’
Ze had iets wanhopigs over zich. Als hij de kaartjes niet zou aannemen, zou ze dat als een persoonlijke afwijzing opvatten, vermoedde hij. Hij pakte ze ongemakkelijk aan, mompelde dat hij het erg druk had, maar dat hij zijn best zou doen om te komen.
Toen hij in zijn auto stapte, stond ze nog steeds naar hem te kijken. Hij belde met het bureau en kreeg Sandy aan de lijn. ‘Nog nieuws over de tas van het slachtoffer?’
‘Nou, die ligt in elk geval niet op het strand.’
Perez vroeg of Sandy hem met Taylor kon doorverbinden. ‘Ik ben achter de identiteit van ons slachtoffer.’
‘Ik ook,’ zei Taylor. De gniffelende, zelfingenomen toon ontging Perez niet. ‘Jeremy Booth. Woont in Denby Dale, West Yorkshire. Runt een of ander theatergezelschap. We hebben net een telefoontje binnengekregen van een jonge vrouw met wie hij werkte. Ze had zijn foto in een van de landelijke dagbladen zien staan.’
Perez hield zijn mond. Taylor mocht best met de eer gaan strijken. Het belangrijkste was dat de identiteit van het slachtoffer nu vaststond.
‘Ik zat te denken dat er misschien iemand naartoe moet,’ ging Taylor verder, ‘om een kijkje in zijn huis te nemen en met zijn collega’s te praten. Wil jij dat doen?’
Het aanbod klonk aanlokkelijk. Engeland was per slot van rekening bijna zoiets als het buitenland. Het zou spannend zijn om daar op onderzoek uit te gaan. Maar dit was een Shetlandse zaak, vond hij. Het slachtoffer kwam weliswaar van buitenaf, maar de sleutel tot zijn dood lag hier.
Taylors geduld begon blijkbaar op te raken. Hij vond het altijd verschrikkelijk om te moeten wachten tot hij antwoord kreeg. ‘Nou? Of heb je liever dat ik ga?’
Toen besefte Perez dat Taylor zat te popelen om er zelf heen te gaan. Dit was precies wat hij het leukste vond aan het politiewerk. Het speuren. De lastminuteboekingen en het geïmproviseerde geregel waren hem op het lijf geschreven. ’s Nachts doorrijden, liters koffie in verlaten benzinestations. Eenmaal ter plekke zou hij zijn lijstje met vragen afwerken en onmiddellijk antwoorden krijgen. Op daadkrachtige wijze zou hij de zaak vlot trekken.
‘Ga jij maar,’ zei Perez. ‘Je bent daar veel beter in dan ik.’